mahispe ik begrijp nu wat je bedoelt.
De huidige regeling van dagvaardingstermijnen is te vinden in art. 114-117 en 119 Rv, alsmede de algemene bepaling art. 1077 Rv. Onder het tot 2002 geldend recht waren de termijnen geregeld in art. 7 e.v. Rv.3 Het systeem is niet wezenlijk gewijzigd, alleen is de duur van verschillende termijnen veranderd: in het bijzonder is toen de gewone termijn van acht dagen naar zeven dagen teruggebracht.4 De literatuur van vóór 2002 is daarom nog steeds relevant.
De dagvaardingstermijn is een onderdeel van het huidige systeem van oproeping bij dagvaarding. Als eiser een procedure aanhangig wil maken, schakelt hij doorgaans een advocaat of andere rechtshulpverlener in, die een conceptdagvaarding opstelt. Dit concept moet ingevolge art. 111 lid 2 sub f Rv de roldatum (en indien van toepassing tijdstip van zitting) vermelden waarop de gedaagde in het geding moet verschijnen.5 Men noemt dit ook wel ‘de dag waartegen is gedagvaard’. De roldatum is een vaste weekdag bij het gerecht waarop administratieve beslissingen over de voortgang van de procedure worden genomen. De advocaat kiest zelf een roldatum die eiser goed uitkomt. Meestal zal dit op vrij korte termijn zijn, maar soms wordt opzettelijk een lange termijn van bijvoorbeeld een of twee jaar gekozen teneinde ruimte te laten voor schikkingsonderhandelingen.6 Overigens kan gedaagde desgewenst de zaak eerder op de rol brengen (anticipatie, art. 126 Rv), zodat hij niet geschaad wordt door een lange termijn. Als abusievelijk een dag wordt gekozen waarop geen rolzitting bij het gerecht is, is de dagvaarding overigens niet nietig.7 Wel leidt dit tot niet-ontvankelijkheid, tenzij dit wordt hersteld binnen veertien dagen na de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag.8
De wet stelt geen grenzen aan de keuze voor de roldatum, behalve dat de zogenaamde dagvaardingstermijn in acht moet worden genomen. Dit is de periode (het aantal dagen) die minimaal9 tussen de dag van betekening van de dagvaarding en de aangezegde roldatum moet zijn gelegen. Niet-inachtneming van deze termijn leidt tot nietigheid van de dagvaarding (art. 120 lid 1 Rv).10 De ratio voor deze minimumtermijn11 is dat gedaagde voldoende tijd moet hebben om zijn verdediging voor te bereiden.12
De gewone dagvaardingstermijn is zeven dagen (art. 114 Rv), voor enkele bijzondere gevallen vier weken (art. 116 Rv), terwijl voor buitenlandse gedaagden een afwijkende regeling geldt (zie par. 3 over art. 115 Rv). Daarnaast kan de rechter bepalen dat tegen een verkorte termijn wordt gedagvaard (art. 117 Rv): dit gebeurt regelmatig bij kortgedingprocedures.
De dagvaardingstermijn is een zogenaamde ‘terugrekentermijn’: het is een termijn ‘bepaald door terugrekening vanaf een tijdstip of een gebeurtenis’.13 De dag van betekening en de dag van verschijnen (waartegen is gedagvaard) tellen niet mee (art. 119 Rv): het aantal dagen van de termijn moet tussen die twee data liggen.14 Als op 31 december wordt betekend, kan op zijn vroegst tegen 8 januari worden gedagvaard, aangezien er dan de zeven dagen van 1 t/m 7 januari tussen liggen. De termijn wordt niet verlengd wegens feestdagen,15 wel kan het zijn dat de beoogde dag van betekening zou vallen op een feestdag en daarom eerder moet worden betekend (omdat art. 64 Rv betekening op zon- en feestdagen in beginsel verbiedt) of een latere roldatum moet worden gekozen (roldata vallen uiteraard nooit op een feestdag).
Dit stelsel kunnen we nader duiden vanuit de functies van de dagvaarding. Dit geeft tevens aanleiding voor enkele definities. De dagvaarding is eerst en vooral een kennisgeving aan de wederpartij: door betekening hiervan wordt gedaagde op de hoogte gesteld van de inhoud en formaliteiten van de procedure. Daarnaast markeert de dagvaarding ook de aanvang van de procedure (art. 125 lid 1 Rv). Zoals we zullen zien, zijn deze twee functies niet noodzakelijk met elkaar verbonden.
De dagvaardingstermijn houdt in essentie een voorbereidingstermijn in: het is de minimumperiode die verweerder heeft voor de voorbereiding, welke periode eiser verplicht in acht moet nemen. Zij loopt uit de aard der zaak pas vanaf de feitelijke kennisgeving. Daarnaast kan men spreken van de verschijningstermijn: de feitelijke periode die gedaagde heeft om te verschijnen (dus tot de roldatum), die meestal langer is dan de minimumvoorbereidingstermijn. Deze termijn is overigens niet absoluut bindend voor gedaagde: gedaagde kan de zaak eerder opbrengen door anticipatie (art. 126 Rv), en kan ook ervoor kiezen op de aangezegde roldatum niet te verschijnen (waardoor jegens hem verstek zal worden verleend), om vervolgens op een latere roldatum alsnog te verschijnen en het verstek te zuiveren.
Sorry hoor maar juridische termen tot op zekere hoogte okay?
Maar net als PF geef ik geen dag.